De Historische Kring Hoogland (HKH) en de Vereniging Dorpsbelangen slaan de handen ineen. De komende tijd publiceren we iedere maand een artikel over de oorlogstijd in ons dorp. Dat doen we in het kader van de nationale herdenking van 80 jaar vrijheid.
Hoogland heeft zwaar te lijden gehad tijdens de Tweede Wereldoorlog. Al in de eerste week werden 178 huizen en boerderijen in brand gestoken. En op 14 april van het laatste oorlogsjaar hebben de Duitsers de toren van de Sint Martinuskerk opgeblazen. Ze wilden voorkomen dat de kerk een herkenningspunt werd voor de geallieerde vliegeniers. De toren is pas in de jaren ’50 hersteld (zie bovenste foto).
Jaap Voorburg
Op de website van de Historische Kring staan uitgebreide herinneringen aan de periode van de Tweede Wereldoorlog. Toos, een evacué uit Arnhem, hield zelfs een zeer uitgebreid dagboek bij. Daarover schreven we al eerder. En Jaap Voorburg -geboren op 25 november 1929 op boerderij Klein Breevoort aan de Slaagseweg- schreef ook over zijn herinneringen aan het laatste oorlogsjaar. We lichten er hier een paar fragmenten uit. Het hele verhaal staat op de website van de HKH.
Spannende dagen
Het station van Amersfoort werd regelmatig gebombardeerd. Het was een strategisch doelwit voor de geallieerden. Daar vond immers vervoer plaats van militair materieel van de Duitsers.
Station Amersfoort werd ook gebruikt voor het transport van Joden naar de vernietigingskampen. Over deze beide aspecten vinden we verhalen terug in de notities van Jaap Voorburg. Hij schrijft:
“Op zondagochtend 17 september 1944 was het erg onrustig in de lucht. Gezinsleden die thuis kwamen uit de Heilige Mis van half elf vertelden geruchten over parachutisten en luchtlandingen. De spanning over het verloop van de oorlogshandelingen en de komst van de bevrijding was de laatste weken voortdurend gegroeid en steeg nu naar een piek.”
“Tijdens het middagmaal werden wij opgeschrikt door een bombardement op het spoorwegemplacement van Amersfoort. Het was die dag tamelijk helder weer met een noordelijke wind, althans een wind waardoor het water in de Eem werd opgestuwd.”
“Mijn vader stelde voor om te gaan kijken of de sluisdeuren van de Malewetering wel goed stonden. “Dan hebben we meteen vanaf de dijk een beter zicht op Amersfoort”, zei hij.”
“We waren nog maar honderd meter van huis toen een paar jachtvliegtuigen zó laag overkwamen dat we de piloten duidelijk konden zien. Ze beschoten een schip dat op de Eem lag, maar dat hoorden we pas later, want de vliegtuigen werden onder vuur genomen door luchtafweergeschut dat bij Amersfoort stond opgesteld. Wij kwamen dus terecht in een kakofonie van mitraillerende vliegtuigen en ontploffende granaten. We zijn plat op de grond gaan liggen, terwijl het vee in de wei verschrikt om ons heen rende. Zodra het wat rustiger werd zijn we weer naar huis gerend om de rest van de dag de gebeurtenissen en de geruchten te verwerken en te proberen om via de Engelse zender wat wijzer te worden.”
Jaap schrijft ook over de transporten van Joodse gevangenen via station Amersfoort.
“Ik was daar getuige van als we per trein op weg gingen naar de middelbare school in Hilversum. Het gaf een verpletterend gevoel van deernis en machteloosheid, dat nog vele jaren mijn dromen en mijn handelen heeft beïnvloed.”
“Die transporten waren meestal op vrijdag. Dat herinner ik mij, omdat ik mijn moeder vroeg om mijn boterhammen in het vervolg te beleggen met spek, ondanks het feit dat het een onthoudingsdag was. Je kon dan het lunchpakket onopvallend aan één van de gevangenen geven, al wist je dat het niet méér was dan een druppel op een gloeiende plaat.”
Die boterhammen met spek komen nog vaker terug in het verhaal. Je kon er ‘populair’ mee worden bij de klasgenoten.
“Ik was in mijn klas de enige boerenzoon en kwam dus echt uit een andere subcultuur. Met name mijn boterhammen met spek vielen op en die ruilde ik regelmatig met klasgenoten voor delen van hun lunchpakket. In het deftige Gooi had je zo in 1943 toch al wel enige status.”
“Het meest ingrijpend was echter de reis naar school. Eerst met de fiets naar het station van Amersfoort en daarna per trein. De fiets was het meest kwetsbare vervoermiddel. Omdat we bang waren dat de Duitsers de fietsenstalling bij het station zouden gebruiken om zich te bevoorraden, stalde ik mijn fiets bij bloemisterij Kortbeek aan de Snouckaertlaan. In een lege kas was plaats genoeg. Als ‘betaling’ nam ik elke week een fles melk mee. Terug uit school nam ik de lege fles weer mee naar huis. Vóór ik hem terugkreeg werd deze in de keuken omgespoeld met een klein beetje water, zodat het restantje melk in de jus benut kon worden.”
Lees alle herinneringen van Jaap Voorburg op de website van de Historische Kring Hoogland.